in beeld

In de gebedsruimte van het vormingshuis voor toekomstige montfortaanse missionarissen - en dat was de Montfortkapel in Oirschot - is het bijna vanzelfsprekend, dat de stichter als voorbeeld en ideaal wordt voorgesteld. Daarom schildert Jaap Min in de 50-er jaren in het priesterkoor zes fresco’s van Louis Marie Grignion de Montfort. Hij heeft vier thema’s uit het leven van Montfort uitgewerkt:

  • Het Kruis
  • Maria en de ware Godsvrucht
  • Kruisspiritualiteit en dienstbaarheid
  • Bede om en uitzending van medewerkers-missionarissen

 

Het Kruis
Toen Jaap Min in de zeventiger jaren van de 20e eeuw de gelegenheid kreeg, de kapel tot een harmonisch geheel om te vormen, heeft hij het bronzen corpus van de Utrechtse kunstenaar Gerard Brom een plaats gegeven in een open kruis. Daarmee worden symbolisch dood en verrijzenis, licht en donker  uitgebeeld.

De achtergrond van dit grote kruis bestaat uit een strak geschilderd gobelin, dat een verbinding vormt tussen het kruis en de twee binnenste fresco’s. Ook  maakt hij het houten voetstuk, symbool van de heuvel, waarop Jezus buiten de stad Jeruzalem gekruisigd is: de Calvarieberg.

Het kruis speelt in het leven van Louis Marie Grignion de Montfort een grote rol. Zijn leven lang heeft hij onbegrip, verzet en tegenwerking, die hij ondervond, kunnen aanvaarden en dragen vanuit zijn verbondenheid met de gekruisigde Jezus Christus. Hij leeft van de woorden: ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen’.

In zijn boek De liefde van de Eeuwige Wijshei’ getuigt Montfort van zijn overtuiging, dat het kruis een wezenlijk facet is van de weg, die Jezus ging en van de weg, die ook zijn volgelingen gaan. Daarom past dit middelste tafereel, ofschoon nogal verschillend van de overige zes in de absis, zeer goed in deze cyclus over Montfort.

 

 

Maria, het geheim van de menswording

Het  fresco links van het kruis, toont ‘De Boodschap van de engel Gabriël  aan Maria’. De evangelist Lucas vertelt, dat de engel Gabriël aan Maria verschijnt en haar aankondigt: ‘Gij hebt genade gevonden bij God. Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, die gij de naam Jezus moet geven. Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden’ (Lucas 1, 30-32). De God van de Schrift is geen afstandelijke God, maar een God die zozeer met mensen begaan is, dat Hij, met hulp van Maria,  mens wordt in Jezus. Zo openbaart Hij zich als: God met ons.  

In vergelijking met vele andere afbeeldingen van het Lucas-verhaal heeft dit fresco enkele unieke aspecten. De engel Gabriël staat achter Maria en hij komt niet, zoals op vele iconen, op Maria afgestormd met zijn blijde boodschap. Staand achter Maria, houdt hij zijn rechterhand beschermend over haar uitgestrekt. Met de linkerhand reikt hij een lelie aan, symbool van Maria’s maagdelijkheid. Maria is als het ware gehuld in de engel; zij is geborgen in God. De neerdalende duif (links boven) beeldt uit de woorden van Gabriël: ‘De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen’.

Maria knielt;  haar ogen schouwen en zij overdenkt wat God haar te zeggen heeft; zij geeft zich aan Hem over.

De kroon (rechts boven) drukt uit dat Maria op koninklijke wijze mens is, omdat zij God in haar leven alle ruimte geeft. Als mensen dat doen, groeit hun leven ten volle uit. Dan bloeien ze zoals de bloemen dat doen beneden in het fresco.

 

De Ware Godsvrucht

Tegen het einde van zijn leven heeft Montfort het boek ‘De Ware Godsvrucht’ geschreven. In juli 1712 verblijft hij in La Rochelle, waar hij zich terug trekt in een klein huisje, dat de kluis van de heilige Eligius genoemd wordt. In de rust die daar heerste schrijft hij over zijn innige verbondenheid met Maria.

Het tweede fresco, rechts van het kruis, vertelt daarover. De muur van de tuin en de kluis van St. Eligius zijn rechts te zien. Montfort houdt de veer vast, waarmee hij schrijft en ook het papier, waarop hij gaat schrijven. De punt van de pen wijst naar het hart van Maria. Hij hoopt daar inspiratie te vinden voor wat hij wil schrijven.

De schop in de grond naast de ingegraven kist en de blaffende hond verwijzen naar wat er staat in de Ware Godsvrucht: ‘Ik voorzie het wel: razende dieren komen woedend aanstormen om met duivelse tanden dit boekje en hem, die het geschreven heeft, te verscheuren; of het minstens in de donkere stilte van een kist te verstoppen om het aldus onbekend te laten blijven’.

De duif, die neerdaalt en die de sluier van Maria vasthoudt, verwijst naar de heilige Geest. Wordt zó een tip van de sluier van dit genadegeheim opgelicht?

 

Montfort getuigt in de Ware Godsvrucht van zijn geloof: ‘Door de allerheiligste Maagd Maria is Jezus Christus in de wereld gekomen; door haar moet Hij ook in de wereld regeren’. De mariale spiritualiteit van Montfort is dan ook volledig gericht op Jezus Christus.

En zoals God toen in Maria mens geworden is, zo wil Hij altijd weer mens worden in ieder mens.

 

Een levenswerk, ….. afgebroken?

In 1709 preekt Montfort een missie in Pontchâteau. De deelnemers waren zó enthousiast, dat hij hier een van zijn grootse plannen wil verwezenlijken: het bouwen van een monumentale Calvaire (kruisberg). Montfort weet bijna iedereen over te halen mee te werken; het wordt dan ook een succes: een prachtige Calvarieberg.

Op de dag vóór de inzegening komt echter het bevel dat deze kruisberg niet ingezegend, maar afgebroken moet worden. Dit bevel komt uit de kring van de koning. Deze Calvaire zou namelijk door de Engelsen gebruikt kunnen worden als vesting bij een eventuele inval in Bretagne, en vormt daarom een bedreiging voor de veiligheid van Frankrijk.

Montfort heeft er alles aan gedaan om dit bevel ongedaan gemaakt te krijgen, maar zonder succes: de Calvaire werd afgebroken.

 

Jaap Min heeft Montfort hier afgebeeld als kruisdrager: het kruis van tegenwerking en teleurstelling rust op hem. Op dit moment beleeft hij wat hij in zijn Liefde van de eeuwige Wijsheid verwoordt: dat het kruis een wezenlijk facet is van het leven van Jezus’ volgelingen. Hij voelt zich ten diepste verbonden met de gekruisigde Jezus.

Achter Montfort, bij zijn voeten, liggen de restanten van de twee andere kruisen die neergehaald waren, en de beelden van Maria en Johannes, die onder Jezus’ kruis stonden.

Boven Montfort, in de lucht, schildert Jaap Min duiven en kruisen. Dat gaat terug op legendes, die ontstaan zijn rond de oprichting van de Calvaire van Pontchâteau.

 

Doe open voor Jezus Christus

Montfort heeft vol vuur  het evangelie gepreekt en hij brengt het radicaal in praktijk. Hij trekt zich het lot aan van armen en hen, die leven aan de rand van de samenleving en probeert dat te verzachten. Gods zorg voor de minsten krijgt in hem gestalte. Hij heet daarom terecht: vriend van de armen.

Op een dag komt hij ‘s avonds laat terug van een bezoek aan de kazerne van Dinan. Onderweg ontdekt hij in een donkere hoek een arme zieke man, vol zweren. Zonder aarzelen neemt Montfort hem op zijn schouders en brengt hem naar het huis, waar hij logeert met andere missiepredikanten. Als na enkele malen aankloppen niemand open doet, roept hij luid: “Doe open voor Jezus Christus”. Eindelijk wordt een van zijn collega’s wakker en opent de deur. Montfort neemt de arme man mee naar zijn kamer, legt hem op zijn bed, verbindt de zweren en zorgt, dat hij het weer warm krijgt. Zo geeft hij gehoor aan Jezus’ oproep: ‘Ik had honger, en gij hebt mij te eten gegeven… Ik was ziek, en gij hebt voor Mij gezorgd’ (cfr.  25, 42-43).

Op dit fresco heeft Jaap Min Montfort afgebeeld met een arme, die hij de gestalte van Jezus Christus heeft gegeven. Er staan twee Dochters der Wijsheid bij, een congregatie, gesticht door Montfort. De ene zuster heeft een kruik in de hand en de andere een doek. De eerste Dochters der Wijsheid hebben Montfort in het gasthuis van Poitiers geholpen. Naar die periode verwijzen de broden op de tafel, die Montfort met de armen deelt.

Ook nu zijn er vele naamlozen met wie Jezus zich identificeert. Wie geeft hen stem? Wie breekt met hen zijn brood? Wie draagt hun lasten?

 

Gezien de noden van de kerk

De z.g. Brandende Bede van Montfort is een noodkreet. Uiterst  scherp klinkt dat door in de woorden: “Ach sta mij toe te roepen overal: brand, brand, brand! Hulp, hulp, hulp! Brand in het huis van God, brand in de zielen, brand tot in het heiligdom! Hulp voor onze broer die men vermoordt, hulp voor onze kinderen die men wurgt, hulp voor onze goede vader die men doorsteekt met een dolk!”(BB 28).

In dit fresco schildert Jaap Min wat hij in de Brandende Bede gelezen heeft:  de kerk die in brand staat, de slang die dreigend haar bek open spert en als een vulkaan vuur spuwt.

De twee stenen tafelen, symbool van de Wet van God, liggen beschadigd op de grond, het gouden kalf staat links in het midden op een altaar en boven alles uit zit de goddeloosheid op haar troon en blaast monsters de wereld in.

In apocalyptische beelden en taferelen wordt hier de nood van de mens geschilderd. Volgens Montfort moet daar iets aan gedaan worden. Hij springt als het ware uit de wand als iemand, die niet te houden is en die niet rust voordat hij allen heeft laten zien wat hij gezien heeft: de nood van de kerk, de nood van de mens.

Vanwege die noden van de kerk, van de mensen in die tijd heeft Montfort in zijn Brandende Bede gesmeekt om helpers-missionarissen, een gezelschap van Maria, naar het voorbeeld van het gezelschap van Jezus, de jezuïeten. Hij zocht medewerkers, die zich daar wilden inzetten waar de nood het grootst was, en die het evangelie wilden verkondigen.

 

Missionarissen zoals u ze wilt

In zijn Brandende Bede vraagt Montfort aan Jezus om ‘een nieuwe compagnie’ voor zijn moeder, Maria. En hij bidt om: : “Priesters, vrij naar uw vrijheid... slaven van uw liefde en van uw wil, mannen naar uw hart die, zonder eigen wil die hen bezoedelt en tot staan brengt, alles doen wat u wilt en al uw vijanden verslaan, ieder van hen als een nieuwe David, met het kruis als stok en de rozenkrans als slinger in de handen”.

Op dit fresco trekken zes jonge mannen de wereld in, zoals ook vanuit dit seminarie veel jonge montfortanen – broeders, priesters – naar de vier windstreken, naar de montfortaanse missies vertrokken zijn. Driemaal twee jonge mannen gaan op weg. Ze houden met tweeën samen een stok met een kruis vast en ze dragen een rozenkrans aan het koord om hun middel.

De jonge mannen staan op wolken, want volgens Montfort zijn ze vrij als ‘wolken verheven boven de aarde en vol van hemelse dauw, die zonder belemmering naar alle kanten vliegen volgens de adem van de heilige Geest’.

De twee jonge mannen  vooraan hebben een fakkel in de hand en een van hen heeft de rozenkrans in de andere hand, want Montfort ziet zijn volgelingen als volgt: “Echte dienaren van de heilige Maagd, die ieder als een nieuwe heilige Dominicus, overal heengaan, de lichtende en brandende fakkel van het Evangelie in de mond en de heilige rozenkrans in de hand, blaffend als honden, brandend als vuren en de duisternis van de wereld verlichtend als zonnen”. Daarom de blaffende hond, het vuur en de zon.

Boven het geheel de hand van God waaruit de missionaris voortkomt – en een duif – de Heilige Geest, aan wie Montfort  vraagt kinderen van God voort te brengen en te vormen.

 

Publicaties